Carausius Morusus, ook wel aangeduid als psg 1.

6 apr 2007, 17:16

Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, maar die van de mens soms zoveel meer.
Neem het fenomeen huisdier. Nu is het ergens wel begrijpelijk dat wij sinds de individualisering van de maatschappij iets warms en harigs willen hebben om tegenaan te kruipen op de bank, maar waar kinderen op een gegeven moment de luierfase ontgroeien blijven honden en katten ergens steken tussen de peutertijd en de pubertijd. Ze kramen geen zinnig woord uit en vertikken ‘t hun eigen bak te verschonen. Nochtans heb ik mijzelf ook schuldig gemaakt aan deze obsessie.

In plaats van met punkhaar en piercings tegen mijn ouders te rebelleren, smokkelde ik na iedere kerstmarkt extra ongedierte mee naar binnen om mezelf vrij te vechten.
Zelf hebben mijn ouders en ik vrijwillig een kat gehad. Daarna per ongeluk een kip waarvan de buren ontkenden dat het eigenlijk bij hun pluimvee behoorde maar ik begrijp nog steeds niet hoe een kip opeens in je achtertuin verschijnt en dan niet verwant is aan de kakelaars die in de tuin ernaast lopen te broeden. Minder welkom was de gedomesticeerde rat, die een machtsstrijd tussen mijn ouders teweegbracht, van mijn vader mocht ik hem hebben, maar ik woonde ten slotte bij mijn moeder. Van mijn klasgenootje kreeg ik twee tamme vrouwtjes muizen, zwanger van vijf minimausjes, die van ellende in mijn vingers beten en eraan hingen als monsters in spé tot mijn topjes bloedden als ontstoken tandvlees. Tot slot bezorgde ik mijn ouders zonder toestemming vooraf de tweede treurige kat die de eerste week bij ons tussen de wasmachine en de muur woonde en de tweede week bovenop de keukenkastjes.

O, o, o, wat heb ik aan al die dieren toch een mooie herinneringen overgehouden.

Er is echter één creatie die ik tegen wil en dank in mijn maag gesplitst heb gekregen in plaats van zelf onder mijn trui naar binnen te smokkelen.
De wandelende tak.

Ooit speelde ik mee in een theaterstuk in Rotterdam, gesitueerd in een bos. Voor aanvang van de première kregen we allemaal een toi toi-tje. Voor diegene die niet bekend is met dit fenomeen: een toi-toi is de succeswens in de theaterwereld. Zonder deze wens, ook presenteerbaar in de vorm van een klein cadeautje zul je beide benen breken voor je het toneel überhaupt opgelopen bent en daarna alle tekst vergeten, midden in de schijnwerpers der vernedering. Zoiets.
Wij, om de subsidie te rechtvaardigen, kregen dit dus ook en het presentje was niet minder dan: een wandelende tak.
Althans, daar kwamen we na tien minuten staren achter. Aanvankelijk dacht ik "Goh, een plastic bak met onkruid erin. Enig."
Jong als ik was, (19 lentes) was ik echter wel verrukt dat ik mijn (onderhand reeds genezen) moedergevoelens alweer op een levend wezen mocht botvieren. Na rondrennende muizen, ratten en katten was een wandelende tak een oprechte uitdaging, want hoe houd je iets in leven wat je niet kunt zien, wat misschien niet eens bestaat?
In mijn geval werd het snel en pijnlijk duidelijk. Na drie dagen intensieve verzorging: klimop en water, was ik ervan overtuigd dat Takkie was weggelopen. Mijn droom om Takkie op te zien groeien tot een gezonde stronk van 40 cm. werd in een klap verwoest. Blijkbaar had ik door de bomen het bos niet meer gezien, want nadat ik me bij dit deprimerende feit had neergelegd vergat ik vrijwel onmiddellijk dat ik ooit een wandelende tak bezeten had, werd ik opgeslokt door commerciele televisie en ontdekte ik een week later een opgedroogd veenlijkje in de bak.
Ik had Takkie de hongerdood doen sterven.
Humaner is, volgens kenners, om bij een groot overschot aan wandelende takken de beesten in te vriezen.

Na afloop van dit grande fiasco is er één vraag blijven knagen.
Als het zich voortbeweegt als woekerend groen, klinkt als de lokroep van de fotosynthese en er nota bene uitziet als een achterlijke twijg, wat is er dan in godsnaam mis met het aanschaffen van een doodgewone kamerplant?

En Pap, Mam? Mag ik nu dan eindelijk die panda hebben?

Be First to Comment

Leave a Reply